Maandag 16 maart - Mijn laatste Argentijnse stop werd
Tilcara, een stoffig hippie-toeristendorpje in het Noordwestelijke hoekje van Argentinië. Onder de vorm van de Zwitserse Tabea (mede-wwoof'er) nam ik een stukje Aldea Luna met me mee. De aangeraadde hostel
Los Molles loste de verwachtingen meteen in. Na een lange reisdag (6 uur wandelen en dan de bus naar Tilcara, jaja ik ben niet veel gewoon...) dachten we uitgeput neer te vallen in een gezellige hostelkamer, maar het sfeervolle binnenkoerconcertje was iets te uitnodigend.
|
"Hoe goed kan een sfeer op een binnenkoertje zijn?" Vraagt de quizmaster... |
|
Gekke koppen op Tilcara plaza |
Het contrast tussen de stoffige tocht naar de nabijgelegen Diablo waterval (veel minder duivels dan je denkt...) en de natte jungle-wandelingen rond de organische boerderij-oase Aldea Luna kon niet groter zijn. Een bezoek aan het kleurrijke toeristendorpje
Purmamarca aan de Cerro de los Siete Colores en de Salinas Grandes zette dit contrast nog steviger in de zevenkleurige zoutverf.
|
De stoffige weg naar de niet noemenswaardige Diablo-waterval |
|
Las Salinas Grandes, generale repetitie voor Salar de Uyuni |
|
El Cerro de los Siete Colores (zevenkleurige berg voor de vrienden) |
|
Purmamarca plaza |
Donderdag 19 maart - Op een onmenselijk vroeg uur vertrok ik richting San Pedro de Atacama, gelegen in de Chileense Atacamawoestijn, naar verluidt de droogste ter wereld. Toen ik er was gingen echter elke namiddag de hemelsluizen open. (Niets in vergelijking natuurlijk met de recente rampzalige overstromingen). Na een lange maar ook prachtige busreis belandde ik er in Hostel Toconar (Ignacio Carrera Pinto 692), een goedkope en aangename slaapplaats met een heel vriendelijke kleine eigenaar. Ik voelde me er meteen thuis.
|
Louche boel die droogste woestijn... |
De volgende ochtend huurde ik een fiets om de Valle de la Luna te doorkruisen. Toeval of niet, het cijferslot dat ik bij mijn stalen ros kreeg opende met de combinatie 2547, de postcode van Lint en tevens de code die ik gebruik voor mijn persoonlijk locker-slot. Nu ja, dit maakte het trappen niet minder uitputtend. Drie liter water en een stuk pizza hielden me op de tweewieler tijdens de pittige tocht doorheen dit hoge, kurkdroge maar vooral fascinerende maanlandschap.
|
"If you believed they put a man on the moon
Man on the moon
If you believe there's nothing up his sleeve
Then nothing is cool" |
Na een korte nacht stond ik stipt om 4u30 klaar om opgepikt te worden door het tourbusje dat me naar de Geysers del Tatio, stinkend pruttelend water op 4200 meter hoogte, zou brengen. Het busje daagde maar niet op en zo vroeg in de ochtend was mijn geduld nog niet helemaal ontdooid. De klachtenbrief in hoofdletters en met veel uitroeptekens was bijna geschreven. Beter een uur te laat dan nooit mocht ik toch instappen. Gelukkig voor hen was de tour de moeite waard! (Want anders...)
|
er is niets mis met een kanariegele poncho |
|
Zeg nooit lama tegen een vicuña! |
|
Ziet er romantisch uit... maar het stonk een beetje |
|
Prachtig landschap, met mezelf, om te bewijzen dat het niet gestolen is van google |
Zondag 22 maart - Tijd voor het betere tourwerk. Samen met een bont allegaartje (twee knappe brazilliaanse zusjes met bijhorende moeder en een energiek koppel bestaande uit een Nepalees en een Hondurese) kroop ik voor drie dagen in een jeep richting Uyuni (Bolivië). Hasta luego Chili!
Ok het was niet zo goedkoop, maar dat is niet de reden waarom ik het immens knap en ook echt goed georganiseerd vond (
Cordillera traveller). De droge humor van onze Boliviaanse gids, het zalige kinderlijke enthousiasme van onze groep en onvoorstelbaar mooie landschappen maakte er voor mij een onvergetelijke ervaring van. Meer kan ik er niet over zeggen, daarom hier in chronologische volgorde (uiteraard), de foto's:
|
Hola Bolivia! |
|
Meer vicuña's... |
|
Laguna blanca |
|
Dali zijn woestijn |
|
En een van zijn woestijnschilderijen |
|
Sol de Mañana geysers |
Potosi bevindt zich op een duizelingwekkende (letterlijk)
4090 meter boven het zeetje en is daarmee de hoogste stad ter wereld. De stad is gelegen
aan de voet van de Cerro Rico, welstellende mensenetende berg bomvol zilver en 14 meter
hoger dan onze Europese trots de Mont Blanc. Die hoop zilver is de reden waarom
de Spanjaarden in 1545 het toen nog mijnstad-je oprichtten. De menselijke
heblust zorgde ervoor dat er één eeuw later 160 000 mensen woonden, dit lijkt
een habbekrats maar het was in die tijd meer dan Rome, Madrid of Parijs. Sommige
enthousiaste Bolivianen zeggen dat Spanje in drie eeuwen genoeg zilver
ontgonnen had om een brug te bouwen van Potosi tot aan de deur van het
koninklijk paleis. Er wordt eveneens gezegd dat men een even lange brug zou
kunnen bouwen bestaande uit menselijke botten. In diezelfde driehonderd jaar lieten
8 miljoen mensen het leven in deze oh zo fantastische berg.
Toen de Spaanjaarden zilver in andere oorden vonden, dreigde
Potosi een spookstad te worden. De vraag naar tin redde de stad in het begin
van de 20ste eeuw. Vandaag de dag zorgt de zoektocht naar tin, zink,
lood, wolfram, maar vooral naar geld er nog steeds voor dat talrijke
cocabladerenkauwende mijnwerkers de stoffige en hete schachten van de Cerro
Rico doorploeteren. Ze verdienen twee tot drie keer meer dan de gemiddelde
Boliviaan (300 à 400 US dollar), maar riskeren wel dagelijks hun leven en sterven quasi zeker voor
hun vijftigste aan Silicose (ongeneesbare longziekte veroorzaakt door het inademen van kiezelstof). Een interessant artikel over de mijnwerkers in Potosi.
En dan heb ik het nog niet gehad over wat ze met dat zilver
deden in Potosi, maar dus in het kort: interessante geschiedenis heeft dit
stadje...
Tijd voor wat actie op de rand van de ethiek en de
veiligheid. Ik kroop zelf de mijnen in. Weliswaar onder begeleiding van een
oud-mijnwerker (met Koala Tours), maar toch het was een beklijvende ervaring. Eerst werden we
verzocht cadeau’s voor de mijnwerkers te kopen, zoals bijvoorbeeld frisdrank,
water, cocabladeren en ja ... dynamiet. Dynamiet kan je zoals een lokale lunch kopen in
de vorm van een ‘completo’: een staaf TNT, buskruit, lont en wat mestkorrels voor een
betere knal. Daarna bezochten we de verwerkingsplant waar men het zilver uit de erst haalt. Chemisch ingenieur zijnde bezorgde de erbarmelijke en ronduit onveilige omstandigheden me kriebels. Veel tijd om hierover na te denken kreeg ik niet, because we were going underground...
|
wagonnetjes vullen met erts... |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten